Als er ochtendgelovigen zijn, zijn er dan ook avondgelovigen? En hoe ziet dat geloof er dan uit?
In de ochtend staan we op en we zeggen (bij onszelf): ‘Hier ben ik!‘. Fris en geschoren beginnen we aan het werk in de wijngaard, achter een bureau, voor de klas of aan een bed. Waarom? Omdat we iets van ‘roeping’ vernemen. Roeping die we ervaren in een gevoel van verantwoordelijkheid. Het kan je hele geloof kleur geven.
Maar hoe is het in de avond? Als ‘alles verdoft wat glans bezat en gloed‘ en ‘vervalt in ’t wisselend getij‘ (Lied 247) – Hoe ziet geloof er dan uit? Aan de avond van de dag, aan de avond van het leven en aan de avond van de wereld. Een beetje uitgeblust? Met de dichter Bloem zeggen ‘En dan: ’t had zoveel erger kunnen zijn’?
Toon Tellegen legt zich niet neer bij deze gelatenheid en schreef een avondlied waar verwachting in doorklinkt:
HOE LATER OP DE AVOND
Laat op de avond
en niemand komt
Het wordt later en later,
regen striemt de ramen
en hoe later het wordt
hoe schoner is wie niet meer komt.
Mijn hoofd tolt
en ik zak langzaam naar de grond,
houd de laatste flessen op hun kop
en spreek mismoedig over God.
Totdat…
Zo laat nog!
En zo verschrikkelijk schoon. (uit: Toon Tellegen, Wie a zegt, 2002)
Ype Viersen