“Een gedicht moet je ergens brengen waar je nog niet was. Het is een zoektocht naar wat je nog niet kent.” Zo praat Len over hoe hij gedichten schrijft. Het is een zoeken en bevragen van iets dat hem raakt. Vaak is dat naar aanleiding van een beeld dat hij bijvoorbeeld in een museum zag, of in de natuur. Iets daarin raakt hem dan en daar slaat hij op aan.
Len schrijft teksten sinds hij 14 was, vrijwel elke dag . Maar gedichten schrijven vindt hij steeds moeilijker worden. Hij is steeds veeleisender voor zichzelf geworden en hij heeft een allergie ontwikkeld voor stijlvondsten en slimme woordspelingen en andere taaltrucs. Het zijn valkuilen. Je kunt ze niet missen bij het maken, maar naderhand sloopt hij de meeste er weer uit. Als een gedicht het daarvan moet hebben, haakt hij af. In andere teksten is dat leuk, woordspelingen en zo, maar niet in gedichten. Gedichten kunnen heus wel een humoristische of speelse toon hebben, maar de essentie van het gedicht is bij hem altijd serieus. De gedichten zitten dicht op zijn eigen huid dat maakt het lastig om erover te praten. Beter dan zoals iets in een gedicht staat, kun je het immers niet zeggen. Belangrijkste voorwaarden voor een gedicht? Tijd, rust, aandacht en er moet iets in je kop blijven zeuren. Vooral de tijd en de rust om een gedicht te kunnen laten beginnen zijn lastig.
Len heeft naast gedichten ook foto’s van bomen in een ansichtkaartenrek geplaatst. Als ik hem vraag waarom hij zo vaak bomen fotografeert, vertelt hij dat hij fotografeert wat hem treft. Daar hoeft hij niet zo over na te denken als bij het maken van gedichten. Als kind tekende hij graag, maar hij vond dat hij dat niet zo goed kon en toen is hij maar gaan fotograferen, oude kerken, landschappen. En die bomen… die vond hij als kind eerder interessant op schilderijen en etsen dan in het echt. Pas later heeft hij de natuur leren waarderen. Wat hem verbaast is dat “men” geneigd is om bomen menselijke eigenschappen te geven: wilgen die huilen, bomen als trouwe wachters, oude bomen die zouden kunnen praten over wat ze allemaal hebben gezien. De ander, of dat nou een boom of een mens is, kan je niet wezenlijk doorgronden. Anderzijds wil hij de ander wel leren kennen, zonder zich die ander of dat andere toe te eigenen. Daar komen foto’s en gedichten mooi samen: vaak zet wat je ziet iets in beweging dat zich uiteindelijk laat vertalen in een gedicht. En dat kan je niet uitleggen, daar heb je dat gedicht zelf voor nodig, hopelijk ervaart een lezer dat ook.
Annette Kerkstra