Voor de tentoonstelling “Als een boom….” heeft Ype Viersen twee werken ingebracht, te weten “Levensboom” en “Is // niemand schuldig”.
De kunstenaar is een amateur. Hij schildert al heel lang, dat kan je zien. Bij vlagen schildert hij veel en intensief, maar ook tijden helemaal niet. Dan wil het niet, dan is zijn hoofd niet leeg.
Wat heeft de kunstenaar met bomen? Ype: “Bomen zijn net mensen, allemaal verschillend. De ene boom is sterker en groter dan de andere. Veel bomen zijn in hun leven mishandeld of zelfs gemarteld, het leven is hun niet in de koude kleren gaan zitten”. Een bos, daar houdt hij niet van. Dat is hem te benauwd. “De mooiste bomen zijn zonder twijfel populieren. Vroeger stond er bij ons één voor het huis. Hij ruiste altijd, want het waaide altijd bij ons. Omgewaaide bomen, dat vind ik aangrijpend. Vaak ben je verbaasd dat de wortels zo ondiep zijn. Ze zochten vooral steun in de breedte, lijkt het. Je krijgt wel eens de indruk dat het bij mensen niet anders is”.
De “Levensboom” is een levensgrote installatie van sloophout, gaas en boeken. Mijn eerste reactie is er één van verrassing. Wat goed, zo’n boom met boeken! De boeken hangen aan de veelkleurige takken van deze boom. Het zijn boeken die voor Ype belangrijk zijn; een leidraad in zijn leven. Zo veelkleurig als de takken zijn, zo veelzijdig is de inhoud van de boeken. Laten we de titels bekijken en zien of er ook bij zijn die voor ons een leidraad kunnen zijn! Aan sommige takken hangen ook blanco velletjes papier: een uitnodiging om er door u zelf iets op te schrijven wat u wilt delen met de anderen .
Al die mooie beloften
De grazige weiden, vader, de wateren
der rust, ik heb ze gezocht en inderdaad
gevonden, ze waren nog mooier dan jij
me had beloofd, prachtig, prachtig.
En in dit liefelijk landschap uw zoon,
door de boeren hier aan een boom
genageld, maar geen spoor van geweld
of verzet, alleen maar vrede, vader.
Zijn dode ogen bekijken verdrietig de
resten van rozen aan zijn voeten,
om zijn mond spelen eeuwige vragen,
waarom toch, wie ben je, waar was je,
e.d. Maar boos, nee, boos lijkt hij niet
geweest, niemand is schuldig, niemand.
Rutger Kopland–
Uit: De Revisor (dec 1978)