Ik ben benauwd, ja, ik ben doodsbenauwd,
Waar zijt ge toch, van wie ik zooveel houd,
Ik ben alleen, zoo jammerlijk alleen,
Want ik heb u alleen lief, u alleen;
Ik heb u niet.
Mij troost de wereld met al wat ze heeft,
Maar wat ze mij aan bloem van vreugde geeft,
Bitterheid is al wat ik mag beleven,
Alleen van u kan God mij vreugde geven;
Ik heb ze niet.
Als men tezamen is weet men het niet,
Gods zweep alleen, en het verdoemd verdriet,
En eenzaamheid, leeren wat liefde is,
En te verbranden van de droefenis:
Ik heb u niet.
Prins Jezus, in het leed roep ik u aan,
Ik weet niet eens waar zij is heen gegaan,
Verdriet ken ik, het stort als regen neer,
God sta mij bij, dat zij nog wederkeer’;
Ik heb haar niet.
Er was deze week bij alle toespraken op 4 en 5 mei geen enkele waarin niet een lijn werd doorgetrokken naar de oorlogssituatie in Oekraïne. Begrijpelijk en terecht. Een overeenkomst tussen toen en nu is ook de enorme stroom van vluchtelingen en ontheemden. Na het einde van de oorlog in 1945 waren er misschien wel 20 miljoen mensen in Europa onderweg. Terug naar huis als overlevende uit de kampen, als vluchteling vanuit geannexeerde gebieden in het oosten op zoek naar een veilige plek, krijgsgevangen soldaten die af moesten wachten wat er over hen werd beslist.
Nu hebben al meer dan vier miljoen mensen uit Oekraïne een goed heenkomen gezocht in de buurlanden en verder. Iedereen kan zich de zorgen en ongerustheid voorstellen van al die mensen over achtergebleven geliefden, familie en vrienden. En wat een ramp als je elkaar kwijtraakt. Geen contact, geen bericht, niemand heeft haar gezien, de telefoon werkt niet meer ….. Daar gaat het over in het bovenstaande gedicht van de inmiddels vergeten dichter Werumeus Buning (1891-1958). Het is afkomstig uit het Geuzenliedboek, een verzameling gedichten die midden in de oorlog verscheen om mensen woorden en inspiratie te geven in hun zorg, hun protest en hun verzet.
Ik heb er een vraag bij. In het laatste vers wordt Jezus aangeroepen als ‘Prins Jezus‘. Dat is een titel die ik niet ken. Weet iemand waar die vandaan komt? Is het een vondst van de dichter? Of komt het uit een traditie die ik niet ken? Wie het weet, laat die het zeggen! Ik ben benieuwd!
Ype Viersen
De reactie
Dag Ype,
Het gedicht van Werumeus Buning is een ballade, een dichtvorm uit de late Middeleeuwen. Het is een lang, verhalend gedicht waarvan de laatste strofe vaak met het woord prins/ prince. Zo deden de rederijkers dat. Daarin richt de dichter zich rechtstreeks tot de prince. Die prince kon het hoofd van een rederijkerskamer zijn, maar met prince (= princeps/hoogstgeplaatste) werd ook wel God of Christus bedoeld zoals hier. Je vindt er iets van terug in het Wilhelmus (geen echte ballade), maar wel een echt rederijkersproduct. Het vijftiende en laatste couplet begint met: “Voor Godt wil ick belijden”. Een mooi voorbeeld vind je bij de strijdbare dichteres Anna Bijns. De slotstrofe van een van haar ballades begint zo: “Prinschelick Prinsche, daer alle prinschen voor beven”. Met deze Prinselijk Prins bedoelt zij Jezus. Zo’n slotstrofe wordt ook prince genoemd, en juist omdat die zich vaak tot God of Christus richt, klinkt het meestal als een gebed.
Werumeus heeft veel balladen uit de rederijkerstijd vertaald. Lennart Nijgh schreef ooit een ballade voor Boudewijn de Groot. Opening slotstrofe: “Prince God, waarom moest hij sterven?”
Uitnodiging
We hebben enkele mensen gevraagd of zij bij willen dragen aan een voorraad korte overwegende teksten of gedichten waarmee we in het vervolg de Nieuwsbrief willen beginnen. Per slot van rekening is de Nieuwsbrief een medium van de kerk. Als je een tekst tegenkomt die jou geschikt lijkt kun je die sturen naar de webredactie of naar de redactie van de Mozaïek. Ik verzamel ze om een voorraadje aan te leggen. Zo kunnen we daar bij gelegenheid gebruik van maken, voor de Nieuwsbrief, maar ook voor de Mozaïek.
Len Borgdorff