Op schilderijen van Willem van den Heuvel is veel in beweging. Het zijn geen verstilde natuurimpressies, maar wervelende beelden. Een wereld vol beweging. Ook op dit schilderij. Maar wat gebeurt er? Ik heb er lang naar moeten kijken.
Op het onderste deel links lijkt het alsof mensen vanuit rust weer in beweging komen. Ze staan op en helpen elkaar overeind. Alsof ze uit een diepe slaap of rust weer tot leven komen. Er klimt een figuur tegen een rotsblok op, geholpen door twee andere mensfiguren. In de verte is een aardbol te zien. Zijn ze op weg daar naartoe? Maar waarom is de ondergrond rood? Wat is dat?
Rechtsonder staat een groep van zo’n twintig mensen te kijken. Of staan ze te wachten? Boven die groep staat een danser op één been. Hij strekt zich uit alsof hij net tot leven is gekomen. Het begin van een dans?
De ondergrond is daar groen. Ik zie nu dat er linksonder nog een stukje groen is. Daardoor lijkt het alsof die rode ondergrond een stroom is, een rode rivier die van boven komt en waar mensen zich in wassen.
Boven de blauw-witte werveling van de lucht zag ik pas na verloop van tijd een deel van een gezicht, van onderaf gezien. Een griezelig gezicht waarvan je alleen de neus, mond en kin ziet. Het rood bij zijn mond en neus associeer ik met bloed.
Als dat zo is, dan zou die rode stroom waarin mensen zich wassen, een rivier van bloed kunnen zijn. Is het schilderij geïnspireerd door de tekst uit Openbaring 7? “Dat zijn de mensen die uit de grote verschrikkingen gekomen zijn. Zij hebben hun kleren wit gewassen met het bloed van het lam”. In zijn toelichting schrijft de schilder daar niet over.
(Tussen haakjes, op de website van de EO las ik: “Stel je voor dat je voor het eerst van je leven binnenloopt in een kerkdienst en er wordt gesproken over het slachten van een lam en je wassen met dat bloed? Ik zou niet weten hoe snel ik via de nooduitgang naar buiten zou sprinten. Daarna zou ik de dierenbescherming bellen en nooit meer terugkomen”.)
Willem van den Heuvel heeft het schilderij als titel meegegeven: “Adem, Geest van God”. Hij schrijft daarbij: “’Roeach‘ is het Hebreeuwse woord voor de adem én voor de geest van God: adem die levend maakt. Het beeld van de Adem wordt in het Oude Testament gebruikt om de relatie tussen levende wezens met God aan te geven. Vooral de relatie van de mens met God. De mens wordt in de beeldtaal van het boek van de Schep¬ping een levend wezen doordat God hem adem in de neus blaast”.
YV