De Vierkracht van komende zondag gaat over TIJD. ‘Wat is tijd?’ – vroeg Augustinus zich lang geleden af. ‘Wanneer niemand het mij vraagt, weet ik het. Maar als ik het wil uitleggen aan iemand die het mij vraagt, dan weet ik het niet.’ Prediker schrijft dat mensen inzicht in de tijd hebben gekregen. Vroeger stond daar: God heeft ‘de eeuw in hun hart gelegd’. Wat is dat: inzicht in de tijd? En wat betekent het?
Nee, het wordt geen oudejaarsconference en ook geen voorbeschouwing op het komende jaar. Het zal gaan over de tijd die voorbijgaat en de vraag of dat wel zo is. Over de vraag of je tijd kunt sparen en wat je daar mee kunt doen. En over de vraag of Gods tijd en onze tijd elkaar kunnen raken. Dit alles is voorbereid door Annelies Siegelaar, Richard Kemper, Louwerens Mulder, Hetty Grunefeld, Pauline Winkler en Ype Viersen.
Ter overweging alvast een gedicht dat is geïnspireerd door Prediker. Het is van de Israëlische dichter Yehuda Amichai en vertaald door Tamir Herzberg:
Een mens heeft in zijn leven geen tijd om voor alles tijd te hebben.
En hij heeft geen uren genoeg om elk ding zijn uur te geven.
Prediker heeft zich daarin vergist.
Een mens moet haten en beminnen op hetzelfde moment,
met dezelfde ogen huilen en met dezelfde ogen lachen,
met dezelfde handen stenen wegwerpen
en ze met dezelfde handen vergaren,
liefde bedrijven in de oorlog en oorlog voeren in de liefde.
En haten en vergeven en onthouden en vergeten,
orde scheppen en verwarring, eten en verwerken
waar lange geschiedenis jaren voor nodig heeft.
Een mens heeft in zijn leven geen tijd.
Terwijl hij verliest, zoekt hij,
terwijl hij vindt, vergeet hij,
terwijl hij vergeet, bemint hij
en terwijl hij bemint, begint hij te vergeten.
De ziel is ervaren,
de ziel is zeer professioneel.
Alleen het lichaam blijft altijd
een amateur. Het probeert en vergist zich,
leert niet, raakt in de war,
dronken en blind in zijn genot en zijn pijn.
De dood van vijgen zal hij sterven in de herfst
verschrompeld en vol met zichzelf en zoet
terwijl de bladeren opdrogen op de grond
en de kale takken al wijzen naar
waar alles zijn tijd heeft.
Ype Viersen