Als lid van de cantorij zing ik elke donderdag bij de vleugel die daar staat. Al twintig jaar. De Tuindorpkerk herbergt het oudste orgel van de stad Utrecht, een Ruprechtorgel dat zijn leven begon in de achttiende eeuw. Aan dit orgel ontleent de Tuindorpkerk zelfs enige roem in muzikaal Nederland. Maar dit stukje gaat niet over het orgel, het gaat over de vleugel.
Dat is een Yamahavleugel. Die naam was ooit een klap in mijn gezicht. Je hebt versterkers van die naam, motoren ook, trommels voor de plaatselijke fanfare. Een ukelele kan ook, voor €99,=. En dus ook een Yamahavleugel. Geen Steinway, maar een Y a m a h a, tja…
Hij zag er gebruikt uit en dat was ie ook. Hij kwam uit een partycentrum, of een restaurant. Er was flink mee geschoven en daar had hij wat van te lijden gehad. Van buiten dan, voor de binnenkant gold dat niet. Ook de klank was prima. Dankzij de buitenkant had de kerk het instrument voor een schappelijke prijs kunnen aanschaffen. Geld is altijd een gevoelige kwestie, zeker bij kerken.
Al met al was deze vleugel een prachtige aanwinst. Met de uiterlijke staat van de Yamaha viel het trouwens reuze mee. Ik bleef alleen wat aanhikken tegen die naam. De klank? Het binnenwerk? Wat wist ik daar nou van. Onze toenmalige kerkmusicus en onze hofpianist bij uitstek hadden volmondig ja gezegd tegen dit instrument. En dat waren – we hebben het hier over Willeke Smits en Wout van Veen – mensen aan wie je dit allemaal prima kon overlaten.
Toen Wout in het partycentrum waar het instrument te koop werd aangeboden, achter de toetsen schoof en ook het binnenwerk van de vleugel bestudeerde, wist hij het: dit is een koopje. Doen!
Voor de vleugel zelf moet het een enorme verandering zijn geweest: van een partycentrum, of een nachtclub en ook nog een cruiseschip naar een kerk. Wout wist nog te vertellen wie er vaak achter deze vleugel had gezeten en noemde daarbij de naam van een toen bekende, mogelijk de laatste pianoschnabbelaar van Utrecht. Ik wist meteen wie hij bedoelde. Die had ik ooit meegemaakt bij een feest in de Jaarbeurs. Toen had ik hem herkend als de man die je in de jaren zestig bij televisieshows achter een vleugel kon zien zitten. Daarna veel minder vaak. Dat maakte hem in mijn ogen wat tragisch. Hij had het tij tegen, zijn métier raakte uit de tijd.
De ster van de schnabbelende pianoman mocht dalen, voor die van zijn vleugel in de Tuindorpkerk geldt dat niet.
Een tijdje terug wilde ik het verhaal van de vleugel opschrijven voor het wijkblad van de kerk. Alleen de naam van die man, hoe heette die ook alweer? Aan Wout kon ik het niet meer vragen, die was helaas niet meer onder ons. Niemand kon me verder helpen. Ik liet het erbij.
Tot ik de naam van de pianist ineens tegenkwam op een grafsteen op het kerkhof van Oud-Zuilen: Joop Reijnolds. Dat was de pianist wiens handen zo vaak over onze vleugel gingen voordat die in de Tuindorpkerk kwam te staan om daar aan God gewijde klanken op te laten klinken. Reynolds overleed tien jaar geleden. Een urn met zijn as kwam onder een steen op het kerkhofje van Oud-Zuilen. Schuin door zijn naam zie je een klavier. Daaronder twee kleine schildjes.
Voor het linkerbordje moest ik even op het graf gaan staan. In kleine letters lees je: J E H van Vulpen. Zo stond Reynolds ingeschreven bij de burgerlijke stand. Op het conservatorium waar hij studeerde voor klassiek pianist werd het niet gewaardeerd als een student zou bijverdienen door in cafés werk in een licht genre te spelen. Omdat hij zijn bijverdiensten niet wilde missen, ging hij verder met een artiestennaam. In de jaren veertig maakte de balpen furore als nieuwerwets schrijfgerei, meestal ging het dan om pennen van het merk Reynolds. Als artiestennaam zou Joop van Balpen niet alleen erg doorzichtig zijn, het klonk ook niet. Zo werd het Joop Reynolds.
Nu is Van Vulpen een muzikale naam, maar wie in Utrecht Van Vulpen zegt, heeft het over orgels en niet over piano’s. Daarom gaat dit stukje ook niet over een orgel van Van Vulpen, maar over de vleugel van Reynolds.
Toen ik een maand geleden langs zijn graf fietste, stonden er witte bloemen. Vandaag trof ik er drie grote potten met bolchrysanten aan. Hij is niet vergeten.
In zijn gloriejaren, tot ergens in de jaren zeventig, had hij te maken met sterren als Johnny Kraaykamp en Rijk de Gooyer, met Mieke Telkamp en Lee Towers, maar ook met Josephine Baker. Met Fred Kaps, bij herhaling wereldkampioen goochelen, reisde hij in diens gloriejaren de hele wereld over. Onsterfelijk werd hij door in 1958 de muziek te schrijven voor de toen overbekende televisieserie van Pipo de Clown.
Op zijn grafsteen staat rechtsboven ‘Psalm 23’. Dat doet me plezier. Onderaan die steen lees ik ‘Wij leven om te sterven.’ Een spreuk die je op Oud-Zuilen vaker tegenkomt, al bij de ingang van het kerkhof. Waarom die ook op de steen van Reynolds staat, kan ik niet zeggen.
Len Borgdorff
* Ook het miniatuurvleugeltje op de foto tref je aan bij het graf van Reynolds.
** Met dank aan Alexandra van Veen, Hans Hagen, Paul Hessel en Willeke Smits.