De opstanding van Christus is een hoogst merkwaardige zaak. Dat geldt ook voor het schilderij dat deel uitmaakt van de bewaard gebleven vleugels van het Altaar van Wurzach. Het meet 150 bij 140 centimeter en als je bedenkt dat die vleugels acht schilderijen van die omvang bevatten, dan begrijp je dat het altaar inclusief het middenstuk een gigantisch kunstwerk geweest moet zijn. Het is allemaal van de hand van Hans Multscher. In ieder geval voerde hij de regie. Men veronderstelt dat het middenstuk een reliëf met gesneden beelden is geweest, want Multscher was ook beeldhouwer. De vleugels van dit altaarstuk uit 1437 zijn goed bewaard gebleven. Ze hangen in de Berlijnse Gemälde Galerie van het Staatliches Museum, zag ik twee weken terug.
Het is een realistische schildering die weinig meer te maken heeft met de verhevenheid van religieuze afbeeldingen uit de toen op zijn eind lopende gotiek. Juist dat realisme maakt het werk zo wonderlijk. Realisme dat zichtbaar gepaard gaat met schilderplezier en lef. Die Multscher was indertijd niet de eerste de beste. Hij wist heel goed wat vlakverdeling is en kon zijn figuren treffend, soms wat karikaturaal, neerzetten. Dat geldt in ieder geval voor de soldaten die bij het graf van Christus liggen te pitten. Voor een juist perspectief moeten we nog even op de Renaissance wachten, maar het blijft een overtuigende afbeelding. En een merkwaardige en in zijn volle omvang imponerende.
Waarom is bijvoorbeeld de sarcofaag half uit de rots geschoven? Waarom zit Christus op een gesloten kist. Hij zal toch niet zelf het niet te tillen zo zware deksel hebben teruggeschoven nadat hij uit de dood tevoorschijn was gekomen? Of vormde dat deksel bij zijn opstanding sowieso geen enkel beletsel? Waarom slapen de soldaten? Waarom deinzen ze niet terug, maar liggen ze onbedaarlijk te slapen?
Het kruis van Golgotha, nu als kruisvaan teken van overwinning, houdt Jezus in de linkerhand, als een vorst, al loopt het bloed nog langs handen en een voet. Van zijn rechterhand steken duim, wijs- en middelvinger omhoog, als teken van de drieëenheid, zoals de iconografie ons leert, de gebogen pink en ringvinger wijzen er op dat Jezus mens én God is.
Het vreemdst is nog wel het gezicht van Jezus. Zijn ogen zitten wat hoog, maar wat dacht je van die oren? Dat kan helemaal niet. Deze Jezus zou amper een bril kunnen dragen, ook al niet als je ziet hoe breed zijn schedel ter hoogte van zijn slapen is. Het valt me op dat hij wel een baard maar geen bakkebaarden heeft. Er is niets aan gedaan om de merkwaardige schedelvorm te camoufleren, terwijl dat makkelijk gekund had. ‘Gestalte noch luister’, hoor ik Jesaja zeggen. Dat is op dit schilderij goed gelukt.
In een nimbus wordt bij iconen geregeld een Grieks kruis opgenomen. Hier is dat gereduceerd tot ‘wolkjes’ die uit de oren en de hersenpan van Jezus lijken te komen.
In al zijn mismaaktheid is de kop ook bijzonder geslaagd. Hier zit iemand die een van ons is, en juist niet. En wat dacht je van die zelfverzekerde, wat onthechte maar tegelijk indringende en vertrouwenwekkende blik? Die ogen trekken je aandacht naar zich toe. Kijkt hij je nou aan of niet? Laat die soldaten maar doof en blind zijn, deze Jezus met zijn leeuwenkop, is het niet!
Ik word vrolijk van het schilderij. Dit paneel wordt wel De Verrijzenis genoemd. Ik zou gekozen hebben voor Vrolijk Pasen.