In het vorige stukje stond de zin: ‘Wat telt is waarachtig te zijn.’ Dat komt uit zijn dagboek van januari 1936. Geschreven een jaar voordat zijn eerste essaybundel uitkomt in Algiers. Hij is dan zeventien jaar. Die bundel, l’envers et l’endroit ( de ene en de andere kant) begon hij te schrijven op aandrang van zijn docent filosofie op de universiteit, Jean Grenier.
In hetzelfde jaar dat de wereld van kennis en wijsheid voor hem openging, werd hij ernstig ziek. Longtuberculose. Het ontdekken van de wereld én de confrontatie met deze ziekte tekenen het jonge leven van deze Algerijnse auteur. Zijn vroege jeugd beleeft hij in eenzelfde dualiteit: enerzijds met alle zintuigen genieten van de wereld van zon en zee en anderzijds opgroeien in grote armoede, met een moeder die analfabeet is.
Van meet af aan leerde hij het bestaan van twee kanten kennen: als een opgaan in de natuur én als solidair zijn met andere mensen. Maar ook in liefde voor het leven én in het bewustzijn van de dood.
Hij zegt: ‘ik verbind mij met de wereld door al mijn gebaren, met de mensen met al mijn dankbaarheid en mededogen. Ik wil niet kiezen tussen de ene kant en de andere van de wereld’, en ik wil ook niet dat er een keuze wordt gemaakt… ‘Grote moed bestaat uit het standvastig kijken naar het licht en naar de dood.’
Albert Camus aanvaardt het aardse leven bewust en gelaten met al het leed en alle tegenstrijdigheden.
Bas van de Berg