Albert Camus (1913-1960) was een Frans-Algerijnse schrijver en denker die het verdient opnieuw onder de aandacht te komen van hedendaagse lezers. Hij was een groot stilist, een auteur die gevoelvol dacht en schreef. Zijn meer filosofische werken als De vreemdeling, De Mythe van Sisyphus en De Pest zijn bekend geworden in de jaren ’60 en ’70. En dat laatste boek is in de coronatijd opnieuw ontdekt en gelezen als een oproep om in crises de medemens niet uit het oog te verliezen en de hoop levend te houden.
Maar er zijn minder bekende literaire werken als Keer en tegenkeer, Bruiloft en Zomer. Daarin geeft Camus uiting aan zijn diepe verbondenheid met de natuur en met medemensen. Die werken verdienen opnieuw aandacht. In Keer en tegenkeer komt wat hij wil vertellen tot uitdrukking in de zin: ‘Wat telt is menselijk te zijn en eenvoudig, nee wat telt is waarachtig te zijn, dan past alles daarin, ook menselijkheid en eenvoud’. In zijn lyrische essays verzameld in Bruiloft en Zomer vertolkt Camus zowel de innemende kant van de natuur als ook de dreigende.
Twee onbekende kanten van Albert Camus wil ik in de komende maanden ook aanstippen: een paar gedachten uit zijn afstudeeronderzoek uit 1930 dat ging over het Griekse en het vroeg-christelijke denken, getypeerd in de figuren van Plotinus en Augustinus. En tenslotte zijn bijzondere spiritualiteit die hij vooral beleefde in een diepe verbondenheid met de zee en de zon.
Bas van den Berg