In de vijfde en laatste strofe laat het lied in de Nederlandse vertaling het ik-perspectief varen en kiest het voor de wij-vorm. Een persoonlijk gebed verandert in een gebed van de gezamenlijke christelijke gemeenschap, dat aanhaakt bij de liefde van God voor Israël. In Deuteronomium lezen we: “Zoals een arend over zijn jongen waakt en voortdurend erboven blijft zweven, zijn vleugels uitspreidt en zijn jongen daarop draagt, zo heeft de Heer Zijn volk geleid.”
Daarentegen staat in de vijfde strofe van het Finse origineel de dankbaarheid voor het leven centraal. Aan de Geest wordt gevraagd om de dank die wordt gevoeld, nog verder op te wekken en aan te vuren. Worden richting en doel die de Geest ons wijst, door ons gevolgd, dan begrijpen we ons leven als gekregen van God. Ontvangen we en zien we ons leven als een cadeau van Gods genade, dan kunnen we ontspannen en met vertrouwen op zoek gaan naar onze plaats in deze wereld. Op onze zoektocht laten we ons niet ontmoedigen door angst en tegenslag, want we komen er niet los van dat we thuis zijn in de genade van God.
Heer, raak ons aan met uw adem,
Geef ons een vergezicht!
Draag ons op uw vleugels,
Zegen ons met uw licht. (NLB 695: 5)
Ds. Piet Jan Rebel