In U zijn wij begrepen / in U zijn wij gedoopt.
Uw dood werd ons ten teken, / uw leven onze hoop.
Nu weten wij voorgoed: / Gij zult ons nooit begeven,
uw lichaam is ons leven, / uw offer is ons bloed.
(LB 351: 1)
In dit eerste couplet van het lied brengt de dichter Willem Barnard ons terug naar twee perikopen uit de Bijbel. Zelf verklaart hij dat de woorden hem zijn ingegeven door 1 Petrus 3: 13-33. Dat het lied afhankelijk is van dit gedeelte uit Petrus blijkt niet echt uit het eerste couplet. We moeten eerder bij het derde couplet zijn om iets van deze afhankelijkheid te herkennen. Ik kom daar later op terug.
Het eerste couplet heeft zijn traceerbare wortels in de brief die Paulus aan de Romeinen schreef. In hoofdstuk 6 vraagt Paulus aan zijn lezers die gedoopt zijn in Christus Jezus of zij werkelijk begrijpen, wat het betekent dat zij de doop ontvingen. Waar wij gedoopt of met water besprenkeld lezen, lazen zijn eerste lezers ondergedompeld of ingedompeld. Aanvaarden wij de doop, dan verplaatsen wij ons leven naar een andere dimensie. Wij worden ondergedompeld of ingedompeld in het leven van Christus Jezus. Nog staan wij in deze wereld, maar wij leven in het bereik van Zijn kracht en Zijn koningschap. Paulus schrijft: “Als wij delen in Jezus’ dood, dan zullen wij ook delen in Jezus’ opstanding.” Barnard vertaalt deze woorden van Paulus naar een persoonlijk bede tot Christus die we makkelijk kunnen onthouden. Opgesloten in het niemandsland tussen verleden en toekomst, bidden wij in stilte tot Jezus voor onszelf en voor onze naasten: “Heer, in U zijn wij begrepen, Uw leven onze hoop.”
Ds. Piet Jan Rebel