De maand van de vallende en stervende bladeren, les feuilles mortes. De maand begint met Allerheiligen en eindigt in onze kerk met de gedachtenisdienst. De afgelopen weken heb ik om verschillende redenen nogal wat rouwgedichten gelezen. Dat zal de reden zijn waarom ik plotseling moet denken aan een gedicht van Ed Hoornik. Deze dichter schreef al een prachtig Requiem met als stokregel ‘Te Middelharnis is een kind verdronken’ maar ik kies nu dus voor een ander gedicht van hem, een ontroerend sonnet.
IK BEN DE KLEINE DOCHTER
Ik ben de kleine dochter van Jaïrus.
Ik lig hier op een veel te grote baar.
De dood zit in mijn ogen en mijn haar,
dat, nu de krul eruit is, zonder zwier is.
Ik mis mijn pop, die nu zij niet meer hier is,
slaapt als ik slaap, de vingers in elkaar.
Ik weet dat twee en twee te zamen vier is,
maar nu ik dood ben, is dat niet meer waar.
Waarom had ik daarstraks ook weer verdriet?
Er zou een man die toveren kon, komen,
mij beter maken, maar toen kwam hij niet.
De mensen op het dak en in de bomen
gingen naar huis, maar ik blijf van hem dromen.
Morgen ben ik de eerste die hem ziet.
Ed. Hoornik