De komende tijd reageert wekelijks iemand op een citaat uit De namiddag van het christendom van Tomáš Halík.
Als je een bijdrage wilt leveren, kun je die sturen naar scriba@tuindorpkerk.nl. Een gesprekje erover kan ook. Dan maken we daar een klein verslag van.
De citaten vind je hier.
Deze week een stukje van Ype Viersen en hieronder een bijdrage van Sjouke Sytema.
Als we God als persoon opvatten, betekent dit niet dat je dan primitieve antropomorfe voorstellingen van God aanvaardt en met een oppervlakkige vertrouwelijkheid met hem omgaat…
Ik ben Halik gaan lezen, toen hij voor het eerst uitkwam in Nederland. Soms ben ik enthousiast, maar ik kan ook allergisch voor hem zijn. Bijvoorbeeld bij bovenstaand citaat.
In zijn hele oeuvre keert hij zich tegen het beeld van God als persoon. Ik heb lang geprobeerd over God te praten in niet persoonlijke termen, maar mijn gesprekspartners keken dan naar mij alsof ik een “wappie” was. Als ik God aanroep, denk ik aan een persoon, omdat ik geen ander beeld tot mijn beschikking heb. Ik ben me ervan bewust dat mijn beeld beperkt is. God is groter, zeker. Ik laat me echter niet klein maken door mij onder de primitieven te scharen. En is mijn bidden een oppervlakkige vertrouwelijkheid? Waar moet ik heen met mijn dankbaarheid, mijn zorg voor een vriend die ernstig ziek is of de situatie van de ongedocumenteerde die zogenaamd kansloos is?
Halík is uniek, omdat hij het gesprek met de atheïst aangaat en deze niet gemakkelijk neerzet als de ongelovige. Hij geeft hoop, omdat hij onze tijd niet beschouwt als de teloorgang van het christendom, maar als een verandering. Soms mis ik in zijn citaten elementen die hij elders wel benoemt:
In de geloofsdaad-vooral in het leven van concrete personen-kun je alleen in theorie transcendentie en immanentie onderscheiden, tussen God als degene die “geheel anders” is en alles overstijgt, en de God die dieper in ons zit dan ons eigen ik, het “zelf van onszelf”.
Waar is hier de God te vinden die we vinden in het aangezicht van de ander? Een notie die hij elders wel tussen neus en lippen aankaart.
Sjouke Sytema