De vier seizoenen van het menselijk leven – de geboorte en de kindertijd, de vitale jaren, de rijpe jaren, het naderen van de dood – zijn in de eerste vier strofen van het lied NLB 817 bezongen. In iedere levensfase trekt Christus met ons op. Hij is de wijnstok, die ons, de ranken, draagt, tot bloei brengt en grondt in de eeuwige liefde van God. Hij is ook de levensbron die ons voorziet van de waterstroom die onze dorst naar zin en betekenis lest en die ons losweekt uit patronen die ons afhouden van wat goed is voor voor onszelf, voor de naaste en van wat goed is in de ogen van God.
In de vijfde en laatste strofe wordt Christus gedankt voor dit gezegend geheim (this blest mystery) dat Hij ons nabij blijft of in ons leven de zon nu hoog dan wel laag aan de hemel staat. Elk seizoen confronteert ons met andere vragen en andere uitdagingen. Christus als woord en water geeft ons de kracht om hier moedig en vruchtbaar mee om te gaan.
O, Christus, wijnstok, levensbron,
dank, dat Gij U met ons verbond.
Maak ons door woord en waterstroom
weer vruchten van uw levensboom. (NLB 817: 5)
Ds. Piet Jan Rebel