Vorig jaar verscheen bij Skandalon een mooi boekje over ds. Kroon (1904-1983). Het heet In gesprek met Israël. Theologisch portret van Kleijs Kroon. Het is boeiend geschreven door de emeritus predikant Jurgen van den Herik. Hij studeerde aan de (Gereformeerde) Theologische Hogeschool in Kampen. Ds. Kroon gaf een jaar colleges in deze stad op verzoek van deze studenten zelf.
Deze had gestudeerd aan de VU. Het was in 1926 dat de Geformeerde Synode niet accepteerde dat ds. Geelkerken het hield op een slang die tegen Eva niet kon spreken. Toen keerde de student Kroon terug naar huis in Hengelo. Hij dacht aan tekenen of schilderen of ook Nederlands studeren.
Ds. Buskes hield hem er toch aan de studie theologie voort te zetten. Zo kwam hij in Utrecht. Trouwens, het viel hem niet zo moeilijk. In Amsterdam had hij al iets gelezen van Karl Barth. Kroon werd lid van het Hersteld Verband, dat zich na de oorlog aansloot bij de Nederlandse Hervormde Kerk. Tijdens die oorlog woonden zijn vrouw en hij in Noordwijk, terwijl zij Joodse onderduikers hadden. In 1980 werden Kleijs en Henriette Kroon door Yad Vashem tot Rechtvaardigen onder de Volkeren benoemd.
Het boekje over Kroon gaat het begrip Israël na, als volk en als staat, en de Joods apostel Paulus en diens begrip ‘verzoening’. Het laatste hoofdstuk gaat over de Joodse bijbel, de Tenach. Kroon sprak niet over niet het Oude Testament en het Nieuwe, maar benoemde het Tweede Testament als de ‘apostolische’ of ‘Messiaanse geschriften’.
Israël
Wat het volk Israël betreft, volgt Kroon de hoogleraar Jagersma uit Brussel, die beklemtoonde dat de naam Israël voorkomt voor minstens twee volken: Israël en Juda. In een Egyptische tekst van ongeveer 1220 voor Christus komt het ‘volk Israël’ voor. Het was niet zo dat dat Israëls politieke eenheid unaniem het Israëlisch-historisch geloof aanhing. Dat is altijd het geloof van een rest geweest, van een historische minderheid. Met het begrip ‘volk’ moeten we duidelijk voorzichtig omgaan. Rochus Zuurmond ziet het geloof van Israël in de roeping van God. De aartsvader Jakob kreeg de naam ‘vechter met God’. Daarna komen de ‘kinderen van Israël’. Dat heeft de NBV vertaald met ‘Israëlieten’. De Heer heeft, aldus Kroon, Israël niet verkozen als volk, maar tot volk.
Kroon heeft aan zijn vriend Frits Kuiper eens het voorstel gedaan een nieuwe triniteitsformule op te stellen: ‘Ik geloof in God de Vader en in Israël, zijn zoon, en in de Geest die van beiden uitgaat’. Dat was gekscherend. Dat kan dus niet. Het is wel zo, dat je voor de Messias de Tenach als enge bron hebt. Dat is het punt. Want er is geen ander getuigenis dat tot die beslissing leidt. Ook de geschiedenis niet, of het reilen en zeilen van de staat Israël.
De staat
‘Het ‘beloofde land’ Kanaän was reeds in de Bijbelse tijd geen doel, maar begin der bevrijding uit het ‘diensthuis’. In de profetische en apostolische prediking ging het en gaat dat om een om ‘een nieuwe hemel en aarde’ en daarom om een ‘nieuw Jeruzalem’.
Kroon schrijft het volgende. De geschiedenis van Israël als uitverkoren volk Gods wordt ons in de Schrift niet overgeleverd met de bedoeling om een deel van de geschiedenis der volkerenwereld als goddelijke specialiteit apart te stellen. Zij dient integendeel om de messiaanse dimensie in de geschiedenis van alle volkeren aan de dag te brengen. Het kan alleen tot het inzicht leiden, dat het ontstaan, de lotgevallen en de gedragingen van de staat Israël principieel gelijk genomen moeten worden als die andere staten moeten worden beoordeeld.
De auteur voegt eraan toe: Het karakter van de Bijbelse profetie wordt miskend wanneer men die niet verstaat en toepast als oproep om in eigen verantwoordelijkheid eigentijdse beslissingen te nemen.
Paulus
Paulus had al vroeg onderwijs genoten van Amalie , waardoor je onmogelijk kunt volhouden dat hij geen farizeeër was. Er was nog geen schisma tussen Joden en Christenen. De Romeinenbrief aan de Joodse gemeenten in Rome, gaat over de messiaanse verwachting.
Kroon begint een lezing met Romeinen 8. Dat gedeelte leidde tot veel vrome misvattingen. ‘De schepping is in barensweeën’ is een belangrijke rabbijnse uitdrukking voor wat er gebeurt voorafgaande aan de komst van de Messias. Paulus zag het overal: ‘crises, honger en dorst naar gerechtigheid, naar bevrijding.’ En dáárdoor heeft Paulus het over de geest ‘der slavernij’.
Kroon gaf de voorkeur aan ‘messiaanse gemeente’ boven ‘christelijke gemeente’. De gemeente is de plaats bij uitstek om politiek-maatschappelijke conflicten te doorleven en uit te houden. Er is een gebruikelijk misverstand . ‘Wij zijn leden van een hoofd Christus’. Wie heeft ooit leden van een hoofd gezien? Christus is het hoofd van de gemeente. Dat is geen ‘baas’; het is eersteling, eerstgeborene, leidsman, pionier, koploper. Maar wij zijn leden van elkaar! Dat is een gegeven van het messiaanse heil. Er wordt uitgedrukt, hoe die beiden, de Joodse en Christelijke gemeente, in één lichaam met God verzoend zijn. De gemeente, want die is met dat ene lichaam bedoeld, is om zo te zeggen de plaats waar de verzoening gerealiseerd wordt. De gedachte is daarbij niet dat God met de mensen verzoend wou worden, maar dat de mensen met God verzoend zijn. Paulus spreekt van ‘die beiden’ en bedoelt daarmee Israël en de volken, Joden en niet-Joden. Het individualistische oogpunt dat in de leer der kerkelijke verzoening een zo belangrijke rol speelt ontbreekt hier. De nieuwe mens is bij Paulus de verzoende mens. Jood en Griek zijn verzoend door het kruis.
‘Het is de enige keer dat ik de Rotterdamse priester Ton Naastepad heb horen vloeken tijdens een van zijn colleges in Kampen’, schrijft de auteur. ‘Als er één ding is waar nu juist géén rekening mee moet worden gehouden dan is het de zonde, verdomme, daar vált niet mee te rekenen. Tenzij je er belang bij hebt’.
Paulus brengt de historische Jezus en de komende Messias wel dicht bij elkaar. Zelfs zo dicht bij elkaar dat ze bijna samenvallen. De Messias was er vóór Abraham. Het woord ‘parousia’ bleek te kunnen worden vertaald met ‘wederkomst’ – een misverstandwekkend woord! Hij formuleert het zo: ‘Jullie geheel anders, jullie hebben Christus, Messias, leren kennen. Jullie toch hebben van hem gehoord en zijn in hem onderwezen, gelijk dit de waarheid is in Jezus’ (Efeze 4 : 20-21).
Kroon noemt dat opnieuw ‘de belofte gaan verwachten’. ‘Paulus noemt dat ‘de eschatos adam’. Een prachtige term. De uiteindelijke mens. Nou, daarvoor zijn we er. Om dat te zeggen en in de praktijk te brengen. Tegen alle rotzooi in. En dan blijft het natuurlijk wel vallen en opstaan. Maar daarom moet je die verwachting niet inruilen voor een bezit’.
De profeten over verzoening en conflict
Het bloed van Jezus is bedoeld om politiek maatschappelijk kwaad bloot te leggen. Gods toorn over wat er in de wereld gebeurt wordt ermee in het licht gebracht. Dat is vergelijkbaar met het bloed van een lammetje dat de slaven in Egypte aan de deurposten smeerden (Naastepad).
Als een lam dat ter slachting wordt geleid, zo ben ik erin terecht gekomen. In de Schrift wordt met de beeldspraak van het lam bedoeld: ‘onschuldig, argeloos’.
Kroon verwijst naar de profeten: Micha, Jeremia, Deutero-Jesaja, en tenslotte Genesis 5. Genesis is de neerslag van de profeten. De bijbel stond voor een toepassing van de Tenach met de profeten in de Messiaanse geschriften – die wij Nieuwe Testament noemen. De Evangeliën zijn van later datum dan de eerste brieven van Paulus.
In 1 Korinthe 13 staat niet dat de liefde alle dingen bedekt, maar ‘bedakt’. Het heeft niets te maken met een mantel of zo, of met een kleed, waarmee je iets kunt wegmoffelen. Het werkwoord dat Paulus gebruikt in het Grieks betekent ‘een dak over iets aanbrengen’. Daarover staat nu juist bij de profeten: de Heer zal de blinddoek waarmee de volken ontworteld zijn, en de sluier voor hun ogen wegrukken. ‘Apokalypsis’ betekent: weghalen van de bedekking, omhulling. Dat is dus niet de onthulling van iets uit de oertijd, maar een onthulling van iets war er in de tijd zelf aan de orde is. Dat is namelijk in de Schift aldoor weer het geval.
Je meet ermee leren leven, wordt vaak gezegd. Kroon vindt dat je er niet moet leren ermee te leven, maar dat je moet leren erin te leven. Dat kun je echter niet door je je oren en je ogen en je hart te sluiten voor wat er in de wereld gebeurt.
De profeten, mensen, aldus Kroon, preken geen ideeën, gedachten of leerstellingen, maar ze prediken zelf. Je kun die mensen er niet bij wegdenken. Je hoort daar levende mensen spreken die over levende en lijdende en stervende mensen vertellen. Het gaat, volgens Buber, om erzählte Lehre.
In Deutero-Jesaja, Jesaja 53, gaat niet over de lijdende knecht, maar over de lijdende rechtvaardige. Hier is niet één mens bedoeld. Niet voor niets staat er ‘in zijn doden’. Jesaja verbond de lijdende knecht met het lijdende volk. Jezus gaf zijn leven ‘in ruil’ voor ongerechtigheid der velen. Zo is het niet vreemd dat hij als lijdende knecht wordt gezien. Het NBV vertaalt dat ten onrechte met ‘schuldoffer’. Het ‘Lam van God’ heeft echter geen schuldofferbetekenis. Het is veel meer een erenaam geworden voor de Messias-koning die knecht wilde zijn ter wille van velen.
Kroon ziet Genesis uiteindelijk zijn vorm krijgen, mede op grond van de profeten. Veel volken kennen een ‘zondverhaal’. Maar Noach vond genade in de ogen des Heren.
De conclusie is verzoening is openbaring. Het is een prachtig boekje.
Roelf Haan