Vorming
Camus kreeg van huis uit weinig mee aan intellectuele vorming. Hij kreeg geen religieuze opvoeding. Op het lyceum ging een wereld voor hem open. Daar kwam hij in contact met de christelijke cultuur.
Daar maakte hij ook kennis met de klassieke oudheid. Zijn oom, bij wie hij een tijd woonde, was betrokken bij de vrijmetselarij, een stroming die verwant is met het gnosticisme en het Griekse denken. Al lezende en in dialoog met vrienden en docenten vormde Camus geleidelijk zijn levensbeschouwing. Dit zette zich voort toen hij op de universiteit in Algiers filosofie studeerde onder meer bij Jean Grenier. Er ontstond een vriendschap met deze docent die zijn mentor werd bij zijn afstudeerverslag.
Plotinus en Augustinus
Dat verslag verscheen in 1936 onder de titel: Neoplatonisme en christelijk denken: Plotinus en Augustinus. Het christendom trekt hem aan door de ethiek van medemenselijkheid die ook in zijn latere romans en essays tot uitdrukking komt. En zijn verlangen naar heelheid en naar het opgaan in de natuur ontleent hij aan inzichten uit het neoplatonisme.
Het derde hoofdstuk van zijn verslag ‘Plotinus en de mystieke rede’ gaat over mystieke vervoering en rationele verklaringen die elkaar kunnen aanvullen. Camus ontwikkelde zich zowel als intuïtief en tegelijkertijd ook als rationeel denker en schrijver. Het vierde hoofdstuk gaat over Augustinus die net als Camus zelf een gepassioneerde ziel was. Augustinus onderbouwde het christelijk geloof filosofisch. Het geloof vult de rede aan.
Bas van den Berg, 3 december 2024