De Palmzondag is toch wel een merkwaardige start van de Stille Week, met als meest onberekenbare factor in het geheel die massa van mensen. Ze zijn die dag even opgewonden als nog geen week later, deze mensen van ‘’heden ‘hosanna’, morgen ‘kruisig hem!’’ Maar er is ook iets ander met Palmzondag.
Ik kan me uit mijn kinderjaren niets herinneren van een bijzondere viering, de zondag voor Pasen. Dat kwam pas toen wij met mijn eigen kinderen lid werden van de Tuindorpkerk. In protestantse kringen is het een wat late ontwikkeling, dat gedoe van een kruis nog zonder corpus maar wel omhangen met snoepgoed en een haantje van deeg in top. Het laat zich wat moeilijk met elkaar rijmen.
Voor vrienden vierden we onze verjaardag op zaterdagavond, ik heb het over 1981. De zondag daarna kwamen ouders en schoonouders langs. Mijn vader zag er moe uit die dag. Ik zou er verder niet meer aan teruggedacht hebben. Ook niet aan het moment dat ik even naar de andere kamer ging om iets te pakken. Pa was me achterna gekomen en nu sloeg hij een arm om me heen, drukte me licht tegen zich aan en zei: ‘Jongen, soms moet je de dingen nemen zoals ze zijn.’ Dat was voor mij niet zo vanzelfsprekend, indertijd al helemaal niet. Dat was alles.
Behalve dan dat ik twee dagen later werd gebeld. Mijn vader was plotseling overleden. Anderhalf later zag ik hem op de grond liggen. Alsof hij een voorwerp was.
In de loop der jaren is de zondag vóór die dinsdag steeds belangrijker voor me geworden. Een troostrijk moment, een mentale foto die ik af en toe tevoorschijn haal.
Misschien is Palmzondag ook zoiets. Alarmsignaal en troost.