Stemmen gaan op in gemurmel
Godsbeelden vullen monden en alom-
tegenwoordig is het grote niets.
Niets is teveel voor wie haast
niets verwacht, zoals een hand die zwaait
tussen de wolkenvelden.
Zo richt ons oog zich altijd weer op
Gaten in het doek van het heelal.
Maar hij komt binnen door de achterdeur.
René van Loenen
Pantheon is niet alleen de oude tempel die we in Rome aantreffen, het is ook en allereerst de wereld van de goden met hun verhalen. Als monotheïstische religie kent het christendom, in tegenstelling tot de klassieke oudheid, één God. Maar des te meer godsbeelden. Dat zijn particuliere opvattingen over wie of wat God zou zijn.
En ter bevestiging slaan wij de ogen hemelwaarts, zoals in de tweede strofe van dit gedicht. Daar zoeken we het diepere en hogere geheim. René van Loenen moet daarbij gedacht hebben aan regels van J.C. Bloem. In diens gedicht De Dapperstraat – en dat is heel iets anders dan een Pantheon – zegt die immers: ‘alles is veel voor wie niet veel verwacht.’
Wat Van Loenen en Bloem bindt is de verwondering en het vreugdevolle dat je vanuit onverwachte hoek tegemoet komt. Bloem dacht daarbij niet aan God; dat was zijn stiel niet. Van Loenen wel, al vervangt hij hier de nacht door een achterdeur. Daardoor komt God naar ons toe.
Ik mijmer nog even door over die achterdeur. Wie laten we door een achterdeur binnen en wie weten dat de sleutel daarvan onder de kliko ligt.
Len Borgdorff