“Ten hemel opgevaren is, halleluja,
Christus, die Heer en koning is, halleluja
Nu zit Hij aan Gods rechterhand, halleluja,
heerst over hemel, zee en land, halleluja.”
(NLB 661: 1 en 2)
De verhoging van Jezus
Hemelvaart is dat aspect van Pasen, dat we al jaren overslaan. Niet als vrije dag natuurlijk, wel als christelijke feestdag. We kunnen ons niet meer voorstellen, dat Jezus opvaart ten hemel. Toch wil Pasen ons openbaren dat Jezus niet alleen door God uit de dood is opgewekt, maar dat Hij ook door God is verhoogd. De gekruisigde Jezus is niet het allerlaatste beeld dat wij van Zijn leven voor ogen hoeven te houden. Want dat zou betekenen, dat de wereld voor Gods Woord en werkelijkheid voorgoed verloren is gegaan. God heeft Jezus niet losgelaten in de dood, maar Hem vastgehouden en doen opstaan. Jezus leeft en heeft zich laten zien aan Zijn volgelingen, waarna Hij definitief werd opgenomen in de werkelijkheid van God. We moeten Hemelvaart niet begrijpen en vieren als een tweede heilsfeit naast Pasen. Zowel het lege graf als de hemelvaart van Jezus maken aanschouwelijk dat God de gekruisigde Jezus heeft verhoogd, zodat elk hart zal aannemen en elke tong zal belijden dat Jezus Heer is tot eer van God, de Vader.
Pasen en Hemelvaart in één lied
Lied 661 uit het nieuwe liedboek is een hemelvaartslied dat ons terugbrengt naar de middeleeuwse paasgezangen. De woorden van het lied zijn gegroepeerd rondom de uitroep “halleluja”, wat betekent “looft de Heer”. De oude Kerk gaf in de paastijd alle gezongen teksten deze uitroep mee. Wij herkennen Hemelvaart niet direct als een feest dat net als Witte Donderdag en Goede Vrijdag een wezenlijk onderdeel is, van het Paasfeest. Beide feesten worden door een kloof van 40 dagen gescheiden. Voor ons zijn het twee verschillende feesten waarop we stilstaan bij twee verschillende gebeurtenissen. Maar Pasen en Hemelvaart gedenken en vieren dezelfde gebeurtenis. Beide feesten roepen uit dat Christus door God uit de dood is opgewekt en is verhoogd. Hij zit aan “Gods rechterhand”. “In vervulling gaat wat in de psalm geschreven staat.”
Piet Jan Rebel