Regen en zon, aarde en hemel
zingt voor de Heer een nieuw lied.
Bloemen en gras, en waaiende takken
zingt voor de Heer een nieuw lied.
Want hij heeft wonderen gedaan, en ik,
ik zing zijn glorie met een nieuw lied.
Duister en licht, mensen en dieren
zingt voor de Heer een nieuw lied.
Bergen en dalen, bruisende zeeën,
zingt voor de Heer een nieuw lied.
Want hij heeft wonderen gedaan, en ik,
ik zing zijn glorie met een nieuw lied.
Olie en vuur, hagel en winden
zingt voor de Heer een nieuw lied.
Stenen en koren, bouwers en boeren,
zingt voor de Heer een nieuw lied.
Want hij heeft wonderen gedaan, en ik,
ik zing zijn glorie met een nieuw lied.
Lichaam en geest, dansers en dichters,
zingt voor de Heer een nieuw lied.
Ouderen stil en kinderen juichend,
zingt voor de Heer een nieuw lied.
Want hij heeft wonderen gedaan, en ik,
ik zing zijn glorie met een nieuw lied.
(Lied ZG 2-146)