Momenteel herlees ik teksten die Henk J. Huijser, van 1972 tot 1992 voorganger in de Tuindorpkerk. De teksten zijn me aangereikt door Bernie de Bie. Onderstaande tekst is een fragment van een preek over de tabernakel, die in het totaal acht punten telt. Bernie vond die in een doos van haar moeder Diny de Bie, tot haar dood bijzonder actief in onze kerk. Datum en verwijzing ontbreken, maar het verhaal laat zich vrij makkelijk plaatsen in april 1991.
[Len Borgdorff]
“2. Maar misschien was er één vraag die we te weinig stelden. Misschien waren we zo met al die uiterlijkheden bezig van vormgeving, liturgie, gemeenteopbouw, pastorale teams, samen op weg – en daar kun je uren, dagen, maanden, jaren je druk over maken, maar vergaten we de belangrijkste vraag net iets te vaak. Waarom doen we eigenlijk dit allemaal? Wat is het doel ervan? Want een kerkgebouw, mooie muziek maken, een orgel restaureren, kleur geven aan de ruimte, enz. enz. is allemaal geen doel in zichzelf. Het zijn alleen maar middeltjes voor een duidelijk doel. Kort, te kort gezegd: het gaat er allereerst en uiteindelijk toch om een plek te geven aan God, om ruimte te maken voor het geheim van alles, voor die aanwezigheid welke wij God noemen, de Levende, de adem waardoor wij en alles wat er is, bestaan.
Of nog anders gezegd: het doel is toch om mensen voller te maken, meer volume te geven. Uit te laten botten, lentekinderen te laten zijn. Dus menselijker te worden, opdat de scheuren in de aarde genezen en vernieuwd worden. Wat me daarom nu extra opvalt als ik het verhaal van de tabernakel herlees, is dat alle voorwerpen speciaal gezalfd worden. Alles krijgt een doelgerichte taak mee.
De tafel, het altaar, en ook de mensen worden gezalfd. En dat betekent zoiets als: je bent er met een bepaald doel: om heelheid te brengen waar gebrokenheid heerst. Heilig zul je zijn, heel zul je zijn. Om heel te maken ben je er. En er is al zoveel stuk gegaan.
3. Het is ook mogelijk, zo vertelt het verhaal van Israël in de woestijn, dat je uiterst godsdienstig bezig bent om een gouden kalf op te richten. Met heel je liturgie, en je gerestaureerde orgel, en de rest van de santenkraam. En dan keert het zich tegen jezelf. Dan wordt het de dood in de pot. Dan stolt alles. Weg leven. Weg levende God.
Daarom vind ik nu na al die jaren de nog veel belangrijkere vraag: is dit hier nog een vindplaats van God, de grote heelmeester?
Is, om het met Jezus te zeggen, het Rijk van God, het regeren van God, hier voelbaar? Midden onder ons? Want wat we zingen – “God is in ons midden” – is geen vanzelfsprekende zaak.”