Vier manieren
Voor onze toekomst zagen wij vier wegen om te bewandelen.
- Wij zijn onder ons. We gaan onverdroten verder op de manier van nu.
- De toekomst is ons verleden. We proberen weer de kerk te worden die we dertig jaar geleden waren, met heel veel kinderen en jonge ouders en allerlei activiteiten.
- Voorheen de Tuindorpkerk in de wijk. Wij spannen ons in om het gebouw zoveel mogelijk dienstbaar te maken voor de belangen van en misschien wel over te dragen aan derden, dus voor andere dan kerkelijke behoeften.
- Tuindorpkerk in de wijk. We zoeken naar mogelijkheden om voor de wijk, zowel letterlijk als figuurlijk, een centrum te zijn. Ons kerkzijn wordt niet meer vooral gekenmerkt door onze viering op zondagochtend. We zijn zeven dagen in de week open, vanwege allerlei activiteiten die bij lange na niet allemaal kerkelijk zijn, maar waarvan het wel goed is dat ze er zijn. Betrokkenheid bij de Tuindorpkerk is er dan niet per se omdat je lid bent van die kerk, maar omdat er in en om dat gebouw dingen gebeuren die de moeite waard zijn.
Daarvoor moet er ook goed gekeken worden naar de manier waarop het gebouw moet worden aangepast en natuurlijk moeten we de omliggende woonwijken erbij betrekken.
Wij opteren voor de vierde manier. Die denkrichting helpt ons als we nadenken over wat we moeten doen met en voor ons gebouw, want dat vraagt nu eenmaal onze aandacht.
Dat gebouw biedt mogelijkheden om onze wensen te verwezenlijken én om iets te doen met mogelijke behoeften in de woonwijken om de kerk heen.
Stappen
- Op korte termijn willen we al een opzet maken voor iets waarbij de kerk óók betekenis kan hebben voor niet-kerkelijke wijkgenoten. Kleine, zichtbare stappen.
- Gelijktijdig moeten er grotere stappen gezet worden voor activiteiten voor en met de wijk. Zijn er mensen in onze omgeving voor wie gebruik van ons gebouw, maar ook samenwerking met ons in een behoefte voorziet?
We kunnen niet alles zelf en dat is ook juist niet de bedoeling, maar wij zullen als Tuindorpkerkers wel het initiatief moeten nemen om met de juiste gesprekspartners in aanraking te komen. We moeten daarbij ook denken aan acquisitie. - Tegelijkertijd moet er een plan voor het gebouw ontwikkeld worden dat strookt met onze ideeën van een open kerk. Daar zijn kosten aan verbonden, maar we moeten niet vergeten dat het gebouw ook een bron van inkomsten is.
- Tegelijkertijd – het moet echt tegelijkertijd – is het belangrijk om ons als gemeente af te vragen wat ons vanuit ons geloof beweegt, bezielt, uitnodigt en helpt om met anderen betekenisvol kerk te zijn. Dat is zelfs het hart, de accu, van onze kerkelijke gemeente.
- Intussen blijven wij waar mogelijk in gesprek met andere kerken in onze omgeving. Over andere kerken gesproken: de samenwerking tussen de PGU-kerken is op dit punt zeer geïntensiveerd en laagdrempelig geworden. We worden meer en meer elkaars netwerk en ook elkaars vangnet, met daarbij wel als leidende gedachte dat een kerk die je opdoekt ook helemaal weg is en dat willen we niet.
- Er moet een groepje komen dat over dit alles verder nadenkt. Daarvoor hebben zich gelukkig al enkele mensen aangemeld.
Valt er meer over te zeggen? Ja, heel veel, maar niet nu.
De kerkenraad